Comme dans toutes les langues il y a des verbes avec une conjugaison irréguliere. On peut distinguer deux groupes:
- Les temps primitifs sufficent pour montrer les irrégularités.
- Il y a des irrégularites au présent (6 verbes)
: Les temps primitifs irréguliers"> Les temps primitifs irréguliers
Quelques verbes sont monosyllabiques:
- gaan – ging – gegaan (aller)
- doen – deed -gedaan (faire)
- slaan – sloeg – geslagen. (battre)
- staan – stond – gestaan (etre debout, etre situé)
- zien – zag – gezien (voir)
Il y a quelques échanges systématiques de r et s/z (rhotacisme):
- verliezen – verloor – verloren (perdre)
- vriezen – vroor – gevroren (geler)
Insertion d'autres consonnes:
- komen – kwam – gekomen (venir)
- zoeken – zocht – gezocht (chercher)
- denken – dacht – gedacht (penser)
- plegen – placht - .. (avoir l'habitude de)
- moeten – moest – gemoeten (devoir)
- weten – wist – geweten (savoir)
- durven – dorst /durfde – gedorst/gedurfd (oser; aujourd'hui surtout régulier)
- eten – at – gegeten
Elision d'un g et perte de -de:
- zeggen – zei(den) – gezegd (dire)
- ik zei – je disais
- En Flandres: zegde(n) (faible régulier)
: Le présent irrégulier"> Le présent irrégulier
Pour quelques verbes, six au total, la mémorisation des temps primitifs ne suffit pas, parce qu'il y a des irrégularités au présent.
Il s'agit des verbes:
- auxiliaires: zijn, hebben, zullen,
- modales: mogen, willen, kunnen
(L'auxilliaire worden (devenir) de la voix passive et le modale moeten (devoir) ont le présent régulier.)
Sauf hebben, ces verbes ne prennent pas de -t pour la 3ieme personne du présent. Il y a des changements de voyelle dans le présent et souvent le participe passé est remplacé par l'infinitif.
les auxilliaires
hebben
Les auxiliaires du parfait sont hebben et zijn:
- hebben – had – gehad (avoir)
- ik heb
- jij,gij hebt , u heeft/hebt
- hij heeft
- wij etc. hebben
Souvent u montre son origine de 3ieme personne (u<U.E. <U Edele 'votre noblesse') en prenant heeft plutot que hebt.
zijn
- zijn, wezen – was,waren – geweest (être)
- ik ben – ik was
- jij/u bent, gij zijt – jij/u was, gij waart
- hij is – hij was
- wij etc. zijn – wij etc. waren
Remarque: une autre example d'échange entre r et s/z (rhotacisme): was - waren Une forme 3ieme personne u is existe mais elle est archaique
L'imperatif: wees!, (weest!) Il y un subjonctif present zij :
- het zij zo! - (qu'il) soit!
- God zij dank – Grace à Dieu.
Il y a même un subjonctif passé: ware:
- als het ware – 'comme s'il fût' – (on dirait)
L'infinitif est parfois wezen:
- dit zou prachtig wezen – ce serait magnifique
En tant qu'adjectif le participe passé est gewezen:
- de gewezen minister – l'ex-ministre
zullen
L'auxilliaire du futur:
- zullen – zou(den) - .../zullen
- ik zal
- jij/u/gij zult
- hij zal (sans -t!)
- wij etc. zullen
En Flandres aussi: jij zal
Les participes présent et passé n'existent pas.
Les verbes modales
mogen
- mogen – mocht – gemogen/mogen (etre permis)
- ik mag
- jij/u mag, gij moogt
- hij mag (sans -t!)
- wij/jullie/zij mogen
willen
- willen – wilde, (wou(den)) – gewild/willen (vouloir)
- ik wil – ik wou, wilde
- jij,u,gij wilt
- hij wil (sans -t!)
- wij etc. willen
- Le passe est surtout wilde, wilden aujourd'hui.
- Mais aussi: wij wouden (< wolden), ik wou avec perte de -de final.
kunnen
- kunnen – kon(den) – gekund/kunnen (pouvoir)
- ik kan
- jij/u kunt/kan, gij kunt
- hij kan (sans -t!)
- wij etc. kunnen
infinitivus pro participio
Exemples d'un infinitif remplaçant un participe:
- ik zou hebben kunnen zwemmen
- j'aurais pu nager
- ik had zullen zwemmen
- j'aurais alle nager
- ik zou hebben mogen blijven zitten
- j'aurais ete permis de rester assis
Cours de néerlandais table des matières
Cours d'allemand
| Cours d'allemand |
| Enseignement de l'allemand Niveau 1 |
| Grammaire allemande |